In Nederland wordt maar een half procent of minder van het aantal Deerhounds van het totale bestand in de wereld gefokt. Het aantal Deerhounds dat onderstaande ziektes vertoont is relatief.

De foknormen die de Deerhoundclub Nederland vereist in het VerenigingsFokReglement is, dat de honden waarmee gefokt wordt, een harttest moeten ondergaan met de uitslag: Normaal. Deze test is een jaar geldig en dat pups onderzocht moeten worden op levershunt.

Geen foknorm is het testen op Factor VII. Als de hond lijder is heeft dit effect op de bloedstolling.

Als een ouderdier drager is van het gen Haarloosheid (dit is het SGK-3 gen), worden alle pups getest op dragerschap. Dit heeft geen enkel effect op de gezondheid van de pup en is alleen van belang als je wilt fokken.

Alle pups worden getest op levershunt op de leeftijd van 9 weken.

Onze honden zijn Factor VII normaal en hier geboren pups worden getest, als ook op het DEPOH (Delayed Post Operated Hemorrhage). Op deze pagina vindt u de details.

Hartafwijking

Dilated Cardiomyopathie, DCM is een afwijking van de hartspier, waarbij de kracht van het spierweefsel is afgenomen. Dit leidt tot een verminderde pompfunctie van het hart, waardoor er uiteindelijk ook onder andere hartritmestoornissen kunnen ontstaan. Meestal is de linker harthelft aangetast waardoor er vocht in de longen kan ontstaan. Is ook de rechterhelft aangetast dan zijn er vochtophopingen in de buikholte en aan de poten. Het kan soms jaren duren voordat de eerste klachten zich openbaren. De afwijking manifesteert zich op een leeftijd tussen 4 en 10 jaar. De eerste verschijnselen van DCM zijn vaak: een verminderd uithoudingsvermogen, vermageren en meestal ook hoesten. Dit hoeft echter niet, soms is een plotselinge dood het eerste en enige symptoom.

Factor VII

Zodra een bloedvat beschadigd raakt, treedt het zogenaamde hemostatisch systeem in werking. Het bloedvat vernauwt zich, het weefsel er omheen zwelt op en een stolsel wordt gevormd zodat de bloeding stopt. Stollingsfactoren en bestanddelen uit de wand van het bloedvat zorgen samen voor de vorming van het stolsel. Wanneer het bloedvat weer hersteld is, wordt het stolsel weer afgebroken. De stollingsfactor VII speelt een belangrijke rol bij het op gang komen van de stolling.

Levershunt

Een levershunt is een aangeboren afwijking. Alle pups worden met een levershunt geboren. Dit bloedvat heeft alleen een functie in de embryonale fase en moet zich sluiten na de geboorte. Gebeurt dat niet, dan spreken we van een pup met een levershunt. Een shunt (extra bloedvat) loopt óf door de lever óf om de lever heen. Beide typen omleiding veroorzaken hetzelfde probleem, het bloed dat door de shunt loopt, zou afgegeven moeten worden in de lever, maar het passeert de lever nu zonder gezuiverd te worden. Dit geeft een verhoogde ammoniakwaarde in het bloed en kan zodoende worden opgespoord. Pups worden getest op levershunt voordat ze naar de nieuwe eigenaar gaan.

Maagtorsie

De maag draait in de buikholte om zijn as. Door de maagkanteling wordt de weg naar de darmen en de slokdarm afgekneld. Gassen, die door gisting ontstaan, vloeistof en voedsel kunnen niet meer worden afgevoerd en de maag zal opzwellen. Door de opzwelling van de maag wordt de bloedsomloop van de grote vaten en van de maag zelf belemmerd, de druk op het middenrif stijgt waardoor de ademhaling bemoeilijkt wordt. Doordat alle organen minder van bloed worden voorzien zal een torsie van de maag snel lijden tot shock en in een later stadium tot de dood. Symptomen zijn: zwelling achter de ribben, braken zonder dat er iets uitkomt, moeizame ademhaling.

Botkanker (Osteosarcoom) 

Dit is de meest voorkomende bij de hond (80 %). De dieren zijn meestal rond de twee jaar of rond de zeven jaar oud. Osteosarcoom komt bij reuen vaker voor dan bij teven. De tumor bevindt zich meestal in één van de botten van de voor- of achterpoten, eigenlijk nooit in de gewrichten. De symptomen die de hond laat zien zijn een manken dat snel verslechtert en een pijnlijke harde of zachte zwelling op de plaats waar de tumor zit. Soms kan het manken plotseling verergeren doordat het verzwakte bot op de plek van de tumor breekt. De tumor kan zich ook in de kaak bevinden, deze zijn vaak iets minder kwaadaardig.

Haarloosheid

Geen ziekte, maar wel iets wat heel af en toe voorkomt bij de Deerhound, is haarloosheid. Er is nu een test beschikbaar om na te gaan of een hond drager is bij Laboklin of MyDogDNA.  Bij deze de link naar de publicatie.

Medicatie en Narcose

Verder is een Deerhound zeer gevoelig voor bepaalde medicatie (Ivermectine) en Sulfapreparaten en dient er met narcosemiddelen (anders dan gasnarcose) en doseringen heel voorzichtig omgesprongen te worden (vooral barbituraten), vanwege het lage vetgehalte van de Deerhound. Na een narcose moet de hond goed in de gaten gehouden worden vanwege eventueel oververhitting (maligne hyperthermie). Door spiertrillingen ten gevolge van narcose, stress, intensieve training kan dit verschijnsel ontstaan en dodelijk zijn. Het is iets heel anders dan oververhitting door de zon.

Ook zijn sommige deerhounds gevoelig voor Methadon, heb zelf bij één van mijn deerhounds een hele slechte en traumatische ervaring ermee gehad. Echt mee uitkijken dus!

Delayed Post Operated Hemorrhage 

In Amerika heeft wetenschapper Michael Court onderzoek gedaan naar het dood bloeden van deerhounds 3 à 4 dagen na een operatie en er is een test voor ontwikkeld, nu nog in de experimentele fase. Als blijkt dat je hond lijder of drager is op het geteste gen, moet, voordat er met de operatie wordt gestart, Aminocaproic Acid (Amicar), Tranexamine zuur of Hemosilate toegediend worden tot en met vijf dagen na de operatie. Ik heb van al mijn honden en pups samples opgestuurd en uitslagen ontvangen. Meten is weten en je kunt anticiperen op situaties en het leven van je hond redden.